Vandaag sprak ik in Tilburg met een groep experts die mij raakte door hun openhartigheid: Jeroen Kloet (psychiater GGZ Breburg), Daniejel de Greef (ervaringsdeskundige borderline bij Fameus), Lonneke van Lith (ervaringsdeskundige depressie bij RIBW), Sandra Timmermans (gemeente Tilburg) en Rozemarijn Romeyn (Theaters Tilburg).
Gemeente, psychiater en ervaringsdeskundigen die samen aan een tafel zaten. Soms samengebracht in één en dezelfde persoon. De rustige scherpte die zich verbond met de natuur naast de vurig woeste wijsheid, samen aten we ravioli.
‘Ik wil dood’ is een zin die ongemak veroorzaakt. Wat doe je als een dierbare aan de andere kant van de lijn je hiermee confronteert. Blijkbaar willen anderen het probleem oplossen. Maar het probleem valt niet op te lossen. Er is geen vraag die een doodswens kan oplossen. Zo ontstaat er een kink in het contact. Op dat moment leven twee mensen blijkbaar in een andere wereld. Misschien wil een mens alleen maar gehoord worden. Dat er iemand aan de andere kant van de lijn even zwijgt en luistert.
Maar mag ik ook eerlijk zeggen dat ik diep van binnen denk, wat ongelooflijk gemeen?
Maar mag ik ook eerlijk zeggen dat ik diep van binnen denk, wat ongelooflijk gemeen. Jij valt mij lastig met iets waar ik geen raad mee weet. Jij legt mij een verantwoordelijkheid op voor jouw leven? Jij scheept mij op met jouw diep zwarte wereld. Die ongemakkelijk op mijn schoot ligt. Vind je het gek dat ik hem van schoot sla en na de vierde keer niet meer terugbel? Of niet?
Daniëlle, ervaringsdeskundige, vertelt mij deze avond: ‘We zijn een nieuwe normaal aan het creëren. Ik heb hoop! Dat zelfs de gemeente hier aan tafel zit, dat is toch goed?’. De dagen erna vraag ik mij af of het begerenswaardig is hoe deze mensen in het leven staan. Ze hebben wellicht jaren pijn geleden. Maar ze hebben, lijkt het, daarmee ook een spoedcursus wijsheid gevolgd. Terwijl ik wellicht aan het einde van mijn leven mijn wijsheid heb vergaard en twee jaar later sterf kunnen zij hun wijsheid tientallen jaren gebruiken.
Het lijkt dat hun manier van leven anders is dan die van mij. Hoe? Dat weet ik niet. Het is een gevoel. Ze kijken me diep aan als ik dingen zeg die mij logisch lijken. Stellen vragen waar ik ze vergeet te stellen. Ze lijken soms transparant. Aanraakbaarder dan ik gewend ben. Ik heb nog nooit zo veel tranen achter mijn ogen gehad terwijl ik in gesprek ben met mensen die zware periodes in hun leven hebben overleefd. En wat doe ik? Volle vaart vooruit? Hard aan de slag? Wat is dat? Waarom doe je dat? Is stilstaan niet okee? Waar ren je van weg? Zijn zij waanzinnig? Of ben ik degene die in een waan leeft als ik elke dag doorpomp om maar succesvol te zijn.
Als ik aan psychiaters denk, dan denk ik aan stille knikkende en stijve mannen. Maar deze man is dat in alles niet.
Ook Jeroen Kloet bleef me bij. Een grote man die psychiater is. Als ik aan psychiaters denk dan denk ik aan stille knikkende en stijve mannen. Maar deze man is dat in alles niet. Vol vuur, aanwezig, brutaal, groots in zijn bewegingen en blijkt achteraf naar hij zegt ‘bipolair’. En hij is er ongelooflijk eerlijk over, kwetsbaar. Die grote man werd gedurende het gesprek een klein jongetje en dan weer een grote man. Als een kikker die zich opblaast. Groot klein groot klein.
Hij vertelt dat je extreme ziektes nodig hebt voor de groepsvorming: ‘We hebben mensen nodig met afwijkend gedrag zoals schizofrenie. Na honderden jaren nemen de aantallen van deze ziektes niet af. Dan heeft het toch een evolutionair nut? Je hebt mensen aan de rand nodig zodat er altijd een midden blijft bestaan. Ik heb me altijd aan de rand van de kudde gevoeld.’
Mensen met een psychose liggen bijvoorbeeld helemaal open. Alle laagjes zijn weg, zoals een kind. Er is geen enkele beschermlaag meer. Soms zijn deze mensen waanzinnig en vormen gedachten die andere weer praktisch kunnen inzetten. Maar die ideeën moeten worden bedacht en gedacht om te bestaan!
Dus de vraag ‘ben je ziek of is het spiritueel?’ is bij Jeroen goed weggelegd. Hij stelt zich die vraag nog elke dag. Voor hem ligt alles open. Maar het begint in ieder geval bij contact. Op dat moment pakt hij twee wijnglazen en zet ze tegenover elkaar. ‘Stel dat dit twee kastelen zijn met een ophaalbrug. Een mens is zo’n kasteel. De vraag is of je je ophaalbrug vrolijk neer laat donderen om bij de ander aan te kloppen of dat je rustig vanachter een kanteeltje kijkt naar de ander en gaat bedenken of je je ophaalbrug überhaupt wel wil neerlaten.’ Ik vraag me af of iemand die met een psychose leeft in een hele andere werkelijkheid is. En wellicht dus een andere constructie heeft gebouwd voor zijn kasteel. Daar gaat je ophaalbrug. Het feit dat je op zoek moet naar andere manieren om dat kasteel binnen te komen maakt dat we liever een paar honderd meter verder lopen want daar is de ophaalbrug naar beneden. Vuurkorfje, slingerlichtje erbij. God daar is een feestje gaande.