14 september, we zijn met onze reizende Salon in de middenzaal van het Chassé geland. Een thuiswedstrijd. Langzaam loopt de zaal vol, per persoon wordt iedereen naar binnen geleid. Nog nooit hebben mensen zo’n aandachtige begeleiding gehad. Een voordeel van Corona. Geduldig wachten we af tot iedereen er is. Ik daarentegen word zenuwachtig. Af en toe kijk ik naar Ingeborg van Dixhoornen glimlachen we naar elkaar. Meedoen, dat je het gevoel hebt dat je ertoe doet. Hopelijk doen we vanavond allemaal mee en doen we er dus toe.
'Meedoen, dat je het gevoel hebt dat je ertoe doet. Hopelijk doen we vanavond allemaal mee en doen we er dus toe.'
De avond is een mooie mix van mensen uit de zorg, ervaringsdeskundigen, theaterliefhebbers en Stormkamer-achterban. Dat zorgt voor verrassend mooie verhalen uit het publiek. Of het nu tranen zijn of een stevig nuchtere kijk op de zaak. Ik reken me rijk dat iedereen die verhalen wil delen. Wat mij vooral bij blijft is de jongen met de koptelefoon op: ‘Ik draag een koptelefoon omdat ik soms afgeleid word door harde geluiden, of soms draag ik binnen een zonnebril omdat ik slecht tegen fel licht kan. Als ik dat uitleg begrijpen mensen dat heel goed. Als ik uitleg dat ik autisme heb, dan gaan mensen sneller invullen.’ In zijn verhaal zit een ontnuchterende, metaforische waarheid. Raak! We kunnen uitvoerig praten over labels, waardevol of niet, maar uiteindelijk moeten we gewoon de tijd en de woorden vinden om te vertellen wie we zijn en waarom we doen wat we doen.
Als er iemand op mooie wijze ook die woorden heeft gevonden dan is het Frans Brocatus. Met zijn ontluisterende openheid vertelt hij wat objecten voor hem betekenen. Hoe hij een driebaanssnelweg in zijn hoofd heeft zonder af- en opritten. Hoe de geur van de plastic flappen zich al de hele avond aan hem opdringen. Kleuren, geluiden, licht. Hoe een ei een veelvoudigheid aan betekenissen heeft. Dat is Frans. ‘Autisme is maar een klein facet van mij’, zegt hij. ‘Het geeft inzicht in valkuilen en daar kan ik iets aan doen.’
Ralf Verheul en Ingeborg vertellen ons hoe complex het is om vanuit de zorgende kant hierin bij te dragen. Ralf en Ingeborg zijn mensen die met hun hart willen zorgdragen. ‘Maar’, zegt Ingeborg, ‘De betalende partij staat tussen mij en de ander.’ Zelf moet ik denken aan een vreemde vergelijking, een kudde schapen, ze houden elkaar warm door dicht tegen elkaar aan te staan. Die warmte wordt door schapen niet ingekocht, zoals zorg in onze maatschappij wordt ingekocht. Ze leveren die aan elkaar, om de ander warm te houden, maar ook om zichzelf warm te houden. In hoeverre is de zorg die we leveren niet ook zorg voor onszelf? Moet daar wel een economisch model op worden geplakt?
'Stoornis betekent storend gedrag voor de samenleving'
Rutger van Eijken biedt ons een filosofische blik. Wie zijn wij, wie is de samenleving en wat is het systeem? ‘Waarom mag je niet je eigen maat bepalen over hoe je wilt leven?’ Het klinkt simpel maar zoals hij zegt: ‘Stoornis betekent storend gedrag voor de samenleving.’ En daar zit volgens mij het probleem. Hebben wij nog wel het geduld om zonder verdiensten van geld de tijd voor een vreemde te nemen? Om een storing ook als jouw storing te aanschouwen en er dus verantwoordelijkheid voor te nemen? Kwetsbaarheid heeft tijd nodig.
Op het eind toont Maartje Verheijen ons hoe mooi kwetsbaarheid kan zijn. Twee handen over een piano die geluid voortbrengt en Maartje’s stem die haar verhaal naar ons toe zingt. Ik zie haar, we zien haar allemaal. Dat vind ik zo mooi aan theater. Er is een vacuüm waarin we aandachtig naar elkaar mogen kijken. Daar resoneert ineens een opmerking van Ingeborg: ‘Afhankelijkheid staat in de weg.’ Kwetsbaarheid is afhankelijkheid. En afhankelijkheid geeft je het gevoel van verantwoordelijkheid. Een verantwoordelijkheid die we niet altijd kunnen opbrengen in onze drukke agenda’s. Maar wat zijn wij nog zonder die afhankelijkheid? Wij zijn een SamenLeving. We leven samen. Dus laten we het leven samen leven in afhankelijkheid en in kwetsbaarheid. Dat is tijd waard!