Karlijn Roex. In Filosofie Magazine las ik een interview met haar dat mij enorm prikkelde. Na het lezen wist ik direct, deze vrouw moet ik spreken. Haar ietwat anarchistische kijk leek in contrast te staan met de kwetsbaarheid die ze, naar mijn idee, tijdens paniekaanvallen ervoer. Zoals ze zelf benoemt valt zij onder het kopje ‘verwarde persoon’, zoals die beschreven in de E33 code. Of ze dat zelf vindt? Zeker niet.
Ik ontmoet haar in een rumoerige koffiebar in Utrecht. Als ik haar zie zitten twijfel ik of zij het is. Ze zit voorover gebogen in haar telefoon gedoken. Dan kijkt ze op en spreekt me aan, haar stem lijkt niet te passen bij de teksten die ik van en over haar heb gelezen. Een zachte stille stem van een ‘meisje’. Op dat moment rijst bij mij de vraag in hoeverre je uiterlijk heeft te maken met hoe je wordt benaderd?
Dan kijkt ze op en spreekt me aan, haar stem lijkt niet te passen bij wat ik over haar heb gelezen.
Een van de eerste dingen die ze zegt is: ‘we gaan richting een politiestaat’. Vanaf dat moment zit de vrouw waarover ik las tegen over mij. In het rumoerige café praten we over verward gedrag, psychiatrie, de rol van de overheid en hebben we het over taal.
Door het begrip ‘verward gedrag’ gaan wij ook onze beleving van een situatie aanpassen. Iemand begint te roepen, voor je het weet popt de term ‘verward gedrag’ bij jou op en zie je een beeld van iemand die om zich heen schiet. Dit gebeurt in luttele seconden. De persoon die vrolijk is omdat hij een baan heeft gekregen wordt gemeden en bestempeld. Dit is nog een lieflijk voorbeeld.
Wat als de persoon bang is en hulp nodig heeft? Wij lopen er met een boog omheen. Is dit dan nog menselijk te noemen?
Terwijl we praten over het belang van taal tegenover het belang van non-taal, vraag ik mij af wat er in deze ontmoeting non-verbaal gebeurt. Durf jij mij aan te raken? Een aanraking kan dermate nuttig zijn dat het je uit je verwardheid helpt. Gewoon een aanraking. Terwijl ik daarover spreek wil ik Karlijn aanraken maar blijf op één centimeter van haar blouse hangen. Een aanraking kan ook als intimiderend worden beschouwd. Wellicht zou zij dit zeer onprettig vinden. Vijf minuten later in het gesprek, pratend over een ander onderwerp, raak ik haar onbewust vluchtig aan op de schouder. Een tik die zegt ‘Toch? Dat herken jij ook? Toch?’ Een vluchtige tik waar ik niet over nadenk. Ineens besef ik dat ik op dat moment haar ongestoord aanraak terwijl ik dat vijf minuten geleden bewust niet durfde.
We kijken ongemakkelijk elkaar aan. Dit is het moment waarop de vraag naar boven komt: hoe nemen afscheid?
Als we afronden staan we op. We kijken ongemakkelijk elkaar aan. Dit is het moment waarop de altijd eeuwige vraag naar boven komt: hoe nemen afscheid? Door een klein signaal geven we beide aan dat een omhelzing oké is. We omhelzen elkaar licht ongemakkelijk, want we kennen elkaar maar één uur, dus wellicht is het wat voorbarig. Maar de omhelzing zei ook iets anders. In de korte aanraking geven we elkaar toch te kennen dat we elkaar hebben gezien en dat dit prettig was. Een korte erkenning van het samenzijn. Hallo, ik ben hier, waar ben jij? Ik ben hier, waar ben jij?