Deze week ontmoette ik Kurt. Hij is ervaringsdeskundige, dat is het enige dat ik weet als ik oogcontact met hem maak in café Stek in Roosendaal. We kijken beide ongemakkelijk zoekend om ons heen. Op dat moment kruisen onze blikken en weten we dat we naar elkaar op zoek zijn. In zijn ogen denk ik een heftig leven te zien. Geen kleine zorgen maar grote bergen. Ik vraag mijzelf af of ik dit werkelijk zie. Of dat het mijn interpretatie is door mijn geringe voorkennis?
Gedurende het gesprek weet ik één ding zeker: deze man heeft inderdaad een heftig leven achter de rug. Met kippenvel luister ik naar zijn verhaal dat hij, soms licht zenuwachtig maar over het algemeen gemakkelijk en met een gulle lach vertelt. Hij heeft pretoogjes en er herbergt zich een ongelooflijke energie in hem. Als een vulkaan die op uitbarsten staat, maar niet explodeert. Strijdlustig zegt hij zelf.
'Met kippenvel luister ik naar zijn verhaal dat hij, soms zenuwachtig maar over het algemeen met een gulle lach vertelt.'
Als er iets is wat hij wil dan is het meer menselijke maat in de zorg. Dat je samenwerkt, dat je de ander ziet, dat je naast iemand gaat zitten in plaats van er tegenover. Geen protocollen maar werkelijk contact. Ik moet denken aan Jeroen (psychiater Jeroen Kloet, gastcurator van de Salon in Tilburg) die pleit voor het inzetten van je kwetsbaarheid als professional.
Ik ben verbaasd. De zoveelste maal dat ik het in onze research met iemand heb over te weinig werkelijk contact in de zorg. Na het gesprek vraag ik mij af of het mogelijk is om zorg te leveren zonder menselijke maat? Kan je iemand helpen zonder iemand te zien? En hoe ziet dat er dan uit? Ik kan het bijna niet geloven. Toch hoor ik, keer op keer, een roep om menselijkheid. Of het nu imperfectie, kwetsbaarheid of liefde is. Blijkbaar moeten er in de zorg nog bergen worden verzet.
'Je leert van vallen. Maar als niemand je een hand rijkt om je overeind te helpen, dan blijf je liggen.'
Aan het einde van ons gesprek zegt Kurt terloops ‘Vallen is niet erg maar blijven liggen wel’. Voor mij vat hij daarmee ons gesprek prachtig samen. Iedereen valt, je leert van vallen. Maar als niemand je een hand rijkt om je overeind te helpen, dan blijf je liggen. En dat is kwalijk! Daar zouden we ons allemaal verantwoordelijk voor moeten maken. Iedereen mag vallen, keer op keer op keer, maar niemand mag blijven liggen!