Door: Hanna van Mourik Broekman
Sorry, Hanna, maar dit kan toch niet? Dit gaat echt te ver. Raymond is hier niet eens bij. Zet die muziek alsjeblieft uit. We gebruiken nu gewoon zijn verhaal. Dit uitbeelden, wat heeft hij hieraan? We hebben het al dik een half uur over gelijkheid en ongelijkheid, en hoe dat gat te dichten, maar dit is het tegenovergestelde van gelijkheid. Jij bent de regisseur; dit is JOUW theatervoorstelling. Er is niets gelijk aan dit. Het is sowieso scheef. Dat trek je niet recht, want dat blijft gewoon scheef. En dat is niet alleen hier, tussen jullie maar dat is overal zo, de hele tijd. We gebruiken de verhalen van mensen zonder hun problemen op te lossen.
“We gebruiken de verhalen van mensen zonder hun problemen op te lossen.”
… Er gaat zoveel tijd en geld naar het aantonen van het probleem zonder het op te lossen. Hier heb je geld om een documentaire reeks te maken over mensen die geen geld hebben. Hier een stichting, daar een donatie. Heel goed dat je voedselpakketten uitdeelt. Heel goed dat je naar deze voorstelling gaat. Heel goed dat je je verhaal deelt of dat je die film aanraadt. Vrijwilligerswerk, fantastisch. Maar helpt het? Is het niet allemaal veel te klein. Het moet anders, toch? Dit is te klein. Dit hier, wij hier. We moeten groter, harder, rigoureuzer en massaler….
Monoloog van Marleen
We kregen veel feedback op bovenstaande monoloog van Marleen. Bij de zin ‘Hier heb je geld om een documentaire reeks te maken over mensen die geen geld hebben’ voelde je het publiek aanspannen, maar ook lachen. Mensen identificeren zich met de onmacht, frustratie en onrechtvaardigheid die uit deze monoloog sprak. Je kan niet recht trekken wat scheef is. We zien allemaal het probleem maar we doen niks.
“We zien allemaal het probleem maar we doen niks.”
De winst van de jas
Oorspronkelijk zouden we de voorstelling spelen met Raymond. Een echte ontmoeting tussen mij en hem, waarbij je als publiek bovenop zit. Waarin we gelijkwaardig samen op de vloer staan. Toen ontvingen we het bericht dat Raymond niet meer mee kon doen… We hebben extreem getwijfeld of we de voorstelling moesten laten doorgaan. In hoeverre zou het zuiver zijn als ik, de welgestelde kunstenaar, het verhaal van Raymond zou vertellen?
Raymond werd een jas die mensen uit het publiek aandeden om een reconstructie van een ontmoeting tussen ons tot stand te brengen. Daarmee werd Raymond universeel. Het publiek, deels welgestelden die naar het theater kwamen, moest in zijn ‘huid’ kruipen. Het werd niet één verhaal, maar universeel meerdere verhalen. We hadden nooit voorzien wat de afwezigheid van Raymond zou doen.
De schaamte
Als meisje dat welvarend is opgevoed zal ik nooit werkelijk weten of voelen wat bestaansonzekerheid betekent. Dat maakt mij blind. Dat maakt dat ik vooroordelen in mij draag die ik onbewust uit. Het effect daarvan heb ik zelf vaak niet eens door.
“Als meisje dat welvarend is opgevoed zal ik nooit werkelijk weten of voelen wat bestaansonzekerheid betekent.”
Door al twee voorstelling zo diep in het thema te zitten, begin je langzaam te vermoeden dat je er zeer scherp op bent en dat je bewust bent van de ongelijkheid. Toch deed ik tijdens de voorstelling in Arnhem een uitspraak waar iemand uit het publiek me later op wees. Ik zei: “Mensen aan beide kanten van de kloof schamen zich. Veelal gaat het over de schaamte bij mensen die in bestaansonzekerheid leven. Maar misschien kampen welvarende mensen wel met meer schaamte.”
Die laatste zin oogt voor sommigen onschuldig, ook voor mij op dat moment. Maar later besefte ik wat ik hier deed. Ik trok de schaamte naar mij toe en daarmee het eventuele lijden. Indirect zei ik: wij hebben het zwaarder. Daarmee kun je mensen kwetsen, maar bovenal trek je de spotlight onterecht naar een groep in de samenleving die al genoeg aandacht krijgt. Een ‘slip of the tongue’ zou je kunnen zeggen. Maar het toont ook aan hoe diep het probleem zit. Hoe gelaagd en hoe delicaat dit thema is.
De bewegingssequentie met Marleen
Aan het einde van de voorstelling begin ik Marleen te dragen. Dit deed ik oorspronkelijk met Raymond. Zijn verhaal raakte mij zo. Ik wilde hem heel graag dragen, ik wilde zijn pijn dragen, zijn lasten overnemen.
Maar terecht vroeg hij mij tijdens het repetitieproces waarom ik enkel hem zou moeten dragen. Het is de welvarende die de bestaansonzekere helpt. Het klinkt heel nobel maar in dat beeld zit het koloniale en de blindheid. Ik help jou waardoor ik sterker ben en jij zwakker bent. Jij bent afhankelijk van mij. Die verhouding is scheef. In andere opzichten is hij weer sterker dan ik, en ben ik afhankelijk van hem. Maar dat benadrukken we te weinig. De bewegingssequentie met Marleen gaat verder doordat zij mij begint te dragen en we uiteindelijk samen in één jas verdwijnen. We smelten samen.
Het Sluitstuk
Kunnen we samensmelten? Dat is een vraag die aan het begin van Het Sluitstuk staat. Waar De Salon tussen Weelde en Gebrek ging over wat bestaansonzekerheid met je doet, De Ontmoeting tussen Alles of Niets inzoomde op de kloof tussen arm en rijk en de blindheid die dat met zich mee brengt, zoomt De Balans van Bestaan in op ongelijkheid.
Welke 100 gedaantes neemt ongelijkheid aan? In beeld gebracht in 100 ontmoetingen.