Afgelopen week zaten we in de Salon in Theaters Tilburg samen met Jeroen Kloet. In de ochtend appten we elkaar nog hoe spannend we het vonden. In de Salon sta je als je jezelf. Geen theater waar je je kan verschuilen achter een rol. Geen tientallen repetities waarmee je jezelf achter een vorm kan verstoppen. De Salon laat de mens zien. Laat Jeroen nu de juiste persoon zijn die naast zijn rol als psychiater heel goed die mens durft te tonen.
Niet voor niets dat hij de volgende vraag agendeert: ‘In hoeverre is het tonen van je kwetsbaarheid noodzakelijk in je werk?’. Wat het lastig maakt, is dat het begrip kwetsbaarheid breed te interpreteren is. Vertel je iets over je eigen falen of kwetsbaarheid? Toon je je tranen? Stel je jezelf zo open dat je ‘verliefd’ kan worden of gaat het puur op aanraking?
De Salon laat de mens zien. Laat Jeroen nu de juiste persoon zijn die heel goed die mens durft te tonen.
Los van dat psychiaters of politieagenten beroepen zijn en dus onderdeel zijn van een professionele organisatie, ervaar ik deze vraag gedurende de avond meer als een symbool voor hoe wij als mens tegenover elkaar staan. Als kastelen zegt Jeroen. En liefdevol zet hij twee plastic stoelen in de ruimte. Wat worden die stoelen dan ineens mooi. Terwijl hij praat vraag ik mij af hoe kwetsbaar ik ben tegenover die ander, die ander die onbekend is, verward gedrag vertoont of gewoon geheel anders is dan ik? Van mijn moeder heb ik geleerd om sterk te zijn. Stoere vrouwen schoppen het ver. Een huisarts kaart aan dat er acceptatiegradaties van kwetsbaarheid lijken te zijn. Jeroen: ‘Angst is iets waar ik moeilijk voor uit durf te komen, bipolair klinkt nog wel stoer om te vertellen.’
‘Angst is iets waar ik moeilijk voor uit durf te komen, bipolair klinkt nog wel stoer om te vertellen.’
Vanuit het publiek wordt geroepen dat de professional zichzelf ook moet beschermen: ‘Dat staat boven alles.’ Maar is dat zo? Is de ik belangrijker dan de ander? Zijn wij niet meer een geheel dan een optelsom van ikjes? Want als ik als ‘IK’ tegenover die ander sta, dan zijn we geen wij, maar twee ikken. En wellicht gaat het daar fout en is daarmee onze cultuur meer bepalend dan we denken.
Bij mij kwam aan het einde van de avond vooral de vraag naar boven hoe zo eerlijk mogelijk tegen jezelf te zijn en daarmee ‘mens’ zonder je IK ofwel ego de overhand te laten nemen. Want zijn we als mens, ofwel kuddedier, niet van nature geneigd om elkaar aan te raken, te helpen, te zien en wellicht de ander belangrijker te ervaren dan jezelf?